Assepoester woonde in een groot huis met haar vader, haar vreselijke stiefmoeder en haar twee akelige stiefzusters. Van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat moest Assepoester voor hen boenen en koken, nooit had ze eens vrij.
Op een dag kwam er een uitnodiging voor een groot bal in het paleis. Assepoester wilde ook graag gaan, maar ze mocht niet mee. Toen de stiefzusters weg waren, zag Assepoester ineens een groot licht. Daar zag ze haar petemoei, de fee. De fee toverde voor haar een prachtige koets, zes witte paarden, een koetsier en zes knappe lakeien. Toen toverde de fee een schitterende baljurk en glazen muiltjes voor Assepoester en stuurde haar naar het bal. Maar ze zei erbij: ‘Onthoud goed dat de betovering wordt verbroken als de klok middernacht slaat.’
Toen ze bij het paleis aankwam, dacht iedereen dat ze een prinses was. De prins danste de hele avond met Assepoester. Maar toen de klok middernacht sloeg, moest Assepoester gaan. Ze holde de trappen van het paleis af. Daarbi