Er was eens, lang geleden, een keizer in China die een porseleinen paleis had. De tuin van het paleis was de grootste en mooiste ter wereld. In de tuin woonde een nachtegaal die betoverend mooi kon zingen. Op een ochtend kreeg de Chinese keizer een brief van de keizer van Japan. Beste Collega, Ik wil graag eens komen luisteren naar die nachtegaal in uw tuin. En mijn vrouw wil dat ook. Een heleboel mensen in Japan praten erover, zo prachtig zingt uw nachtegaal. Dat hebben ze zelf gehoord, als ze eens in China waren en dicht bij uw tuin kwamen. Mogen we alstublieft eens op bezoek komen? Graag dan. Veel hartelijke groeten, De Keizer van Japan De keizer riep de hofmaarschalk en zei: ’Laat vanavond de vogel voor mij zingen.’ De hofmaarschalk vroeg aan alle lakeien, hofdames en alle anderen die hij tegenkwam in het paleis, of ze de nachtegaal kenden. Een meisje in de keuken wist van de vogel. ‘Ik krijg er altijd tranen van in mijn ogen, zo mooi zingt hij.’ ‘Breng mij er meteen naar toe!’, zei de hofmaarschalk. Het meisje ging hem voor de tuin in en na een paar uur lopen, hoorde de hofmaarschalk zelf hoe prachtig de nachtegaal zong. De hofmaarschalk zei: ’Dag nachtegaal, wilt u vanavond voor de keizer zingen?’ Dat wilde de nachtegaal wel. Die avond rolden de tranen van ontroering over de wangen van de keizer. ‘Dit is het aller-, allermooiste wat ik ooit heb gehoord’ ,stamelde de keizer. ‘Lieve nachtegaal, zeg me wat je wilt hebben en ik zal het je geven.’ De nachtegaal zei: ‘Ik heb tranen in de ogen van de keizer gezien. Voor een zanger is er geen grotere beloning denkbaar.’ Vanaf dat moment woonde de nachtegaal aan het hof. Hij werd benoemd tot Hofkeizerlijke Nachtkastjeszanger. Hij kreeg een eigen gouden kooi, de lekkerste zaden om te eten en hij mocht elke avond voor de keizer zingen. Maar de nachtegaal mistte zijn vrijheid… Op een dag kwam de hofmaarschalk met een pakketje bij de keizer. ‘Een geschenk dat de Japanse keizer aan u stuurt, o Goddelijke Majesteit!’, zei de hofmaarschalk. Het was een klein nachtegaaltje in een doosje. Geen echte, maar een mechanische. Als je hem opwond, ging zijn glinsterende staartje op en neer. Dan klonk er een liedje, zo prachtig… misschien wel net zo mooi als dat van de echte nachtegaal. Vanaf toen klonk het lied van de namaakvogel veel vaker door het porseleinen paleis, dan dat van de echte. De Japanse nepvogel werd benoemd tot Hoofd Hofkeizerlijke Nachtkastjeszanger. Dat deed de echte nachtegaal zo’n verdriet, dat hij wegvloog. Op een dag was het mechanische vogeltje stuk. Ze haalden er een horlogemaker bij, maar hij kon het vogeltje niet maken. Het duurde niet lang of de keizer werd ziek van verdriet. Hij lag de hele dag op zijn bed en had ’s nachts boze dromen. ‘We komen je halen’, zeiden de geesten. Het zou niet lang duren of de keizer zou niet meer beter worden. Op een nacht, net toen de geesten weer verschenen, klonk er een wonderschoon lied. De echte nachtegaal zat op een tak voor het open raam te zingen. Het keukenmeisje, die gehoord had van het verdriet van de keizer, had de vogel gehaald. De keizer luisterde naar de nachtegaal en werd op slag weer helemaal beter. Huilend van geluk stond hij op en bedankte de vogel: ‘Jij, die ik verdreven heb, komt mij hier redden van de dood… oh nachtegaal, hoe kan ik je ooit genoeg bedanken?’ De nachtegaal antwoordde: ‘De allereerste keer dat ik voor u zong, majesteit, heb ik al tranen in uw ogen gezien. Voor mij is dat genoeg. Als u wilt, kom ik weer vaak voor u zingen. Die ochtend gingen twee dienaren schoorvoetend naar de slaapkamer van de keizer. Ze dachten dat de keizer wel dood zou zijn. Voorzichtig keken ze om het hoekje van de deur: Maar de keizer zei vrolijk: ‘Goedemorgen!’