Ver weg in India, in een oerwoud dat nimmer door mensenvoet is betreden, ligt een klein stil meer. Op het meer drijven zeven waterlelies.
In het oerwoud woonde een heks, die zó lelijk was, dat ze alleen 's nachts uit haar schuilplaats tevoorschijn durfde te komen. Dan zong ze met haar betoverend mooie stem. Telkens wanneer het volle maan was, daalden op het meer de maanfee en haar sterrenkinderen neer. In het maanlicht dansten zij tot het ochtend werd. Niet langer, want wanneer zij niet voor het ochtendgloren stopten, konden ze niet terug naar de sterrenhemel.
De heks probeerde al jaren met haar gezang de maanfee en de sterrenkinderen te betoveren. Nog nooit was het gelukt. Tot op een dag er zeven sterrenkinderen ontdeugend waren. “Kom, sterrenkinderen, de nacht is om, kom, kom”, sprak de maanfee. Maar de kinderen luisterden niet. Ze dansten en dansten en zo kreeg de heks ze in haar macht. Arme kleine sterrenkinderen! Om middernacht mochten ze nog dansen, maar overdag waren ze veranderd in zeven waterlelies. Verlangend blikten ze naar boven. De blauwe hemel keek neer op de zeven ongelukkige sterrenkinderen. Zou de maanfee nog iets kunnen doen tegen de betovering…?